

In Zwijnaarde houden zestien sproeiers de Prelaatsdreef opvallend fris tijdens de droge maanden. Hun bron? Grondwater dat bij een nabijgelegen werf wordt opgepompt en normaal gewoon het riool in zou stromen.
Voor de bouw van een appartementsblok in de Dorpsstraat moet het grondwater tijdelijk verlaagd worden, een proces dat ‘bemaling’ heet. Maar in plaats van het kostbare water af te voeren, wordt het nu verdeeld over oude beuken en lindes in de buurt, en naar een gracht rond de pastorie. Buurtbewoners mogen hun tuinen zelfs mee bewateren via een publieke kraan.
Achter het project zit bouwkundig ingenieur Jan Lippens en zijn zonen. Met sensoren in de bomen en in de bodem meten ze sapstromen en groeisnelheid. Een beuk werd gekozen als meetboom en voorzien van sensoren. De in folie gewikkelde sensor meet de sapstroom van de boom, de andere de groeisnelheid van de takken. Daarnaast wordt ook de bodemvochtigheid gemeten. De data sturen een automatisch sproeisysteem aan, ontwikkeld met technologie van de UGent. “Dit is veel logischer dan het water te verspillen,” zegt Lippens, die zich al jaren ergert aan nutteloze lozingen.
Sinds enkele jaren verplicht Vlaanderen een ‘viertrapsaanpak’ voor bemaling: beperken, hergebruiken, afvoeren naar regenwater en pas als laatste optie richting riool. Maar Lippens merkt dat boomvriendelijke toepassingen zoals in Zwijnaarde nog uitzondering zijn. “Zeker bij oude bomen zou dit standaard moeten zijn. Het kost enkele duizenden euro’s – minder dan een nieuwe keuken.”
De vraag komt vaak pas wanneer bewoners alarm slaan over de impact van bemaling op hun omgeving. “Ik spreek de taal van de bouw én van bomen. Daardoor kan ik mij opstellen als bemiddelaar,” besluit Lippens.
Bron tekst: gebaseerd op In Zwijnaarde laven de bomen zich aan water uit de bouwput: “Kostbaar grondwater werd jaren domweg het riool in gejaagd” | De Standaard
Bron foto: Illustratiebeeld © R.Gaudet / Pixabay