Hoewel de noodzaak aan bijkomende vergroening hoog is, is het vaak moeilijk om in dichtbebouwde gebieden geschikte ruimte te vinden voor extra openbaar groen. Plekken die tot voor kort als ‘onmogelijk’ werden beschouwd om aanplantingen te ontwikkelen, komen, mede onder druk van klimaatvraagstukken, stilaan in het vizier van ontwerpers, groendiensten en beleidsmakers. Een verkenning langs drie locaties waar ‘onmogelijke vergroening’ een succesverhaal werd.
Natuurgebaseerde oplossingen helpen ons om de leefomgeving beter te wapenen tegen de voorspelde toename van hittedagen en neerslagpieken. Door de sense of urgency staat groenvoorziening tegenwoordig hoger op de beleidsagenda’s. Anderzijds is de beschikbare ruimte in het dichtbebouwde Vlaanderen beperkt en moet eenzelfde gebied of zone vaak meerdere functies vervullen. Op veel plaatsen is die transformatie naar een groenere omgeving gehypothekeerd door bestaande constructies en verre van evident. Veel openbare ruimten en infrastructuren werden de voorbije decennia gebouwd met een eenzijdig programma waarin geen plaats of aandacht was voor beplanting. Op een ondergrondse parkeergarage of een brug kan je niet zomaar bomen planten en onder een viaduct kan je hoogstens parkeren, was de redenering. Om het broodnodige groen in de bebouwde omgeving te brengen zonder grootschalige afbraak- of vernieuwingswerken, beginnen ontwerpers, groendiensten en beleidsmakers tegenwoordig oog te hebben voor het potentieel van plekken die tot voor kort werden genegeerd. We nemen drie recente voorbeelden onder de loep.
Het gebied aan de achterzijde van station Antwerpen-Centraal werd vanaf begin jaren 2000 ontwikkeld als kantoorlocatie met hoogbouw en omvangrijke ondergrondse parkings. Om de beeld- en belevingswaarde tussen de kantoorgebouwen van onder meer de Vlaamse overheid en DPG Media te verbeteren, gaf AG Vespa in 2020 aan Cluster Landscape en Infrabo de opdracht om het bestaande Mediaplein - bovenop de ondergrondse parking - te vergroenen. Dat resulteerde in een boombunker met tien valse christusdoorns (Gleditsia triacanthos), vormgegeven als verhoogd pleintje. Achter het ogenschijnlijk eenvoudige ontwerp gaat technisch precisiewerk schuil.
Een chape en waterdichte folie scheiden de boombunker van de onderliggende verharding. Daarop wordt een EPDM-folie (dichting voor wateropslag) en worteldoek aangebracht. Op de EPDM-folie komt een kunststof sandwichbox met filtervlies (15cm) als wateropslag, gevoed met regenwater via een geautomatiseerd bevloeiingssysteem. De daarop aan - gebrachte 80 cm hoge kratten bestaan uit een kunststof skeletbouwsysteem met wapening voor de boomkluitverankering. Via een overloop verdwijnt overtollig water in de riolering. Gescheiden door een folie die capillaire werking toelaat, is de ruimte verder gevuld met bomengrond. De bovenste 10 cm blijft leeg om luchtcirculatie toe te laten. Na controle van de bodemdichtheid met een penetrometer en plaatsing van de bomen is de bunker bovenaan afgewerkt met verharding die voor de nodige stabiliteit zorgt. Hoewel de bomen op het eerste zicht in traditionele plantvakken met boomspiegels staan, is de gehele oppervlakte doorwortelbaar. De bomen krijgen daardoor optimale groeikansen maar kunnen anderzijds niet meer verplant worden nadat de wortels zich in de krattenstructuur hebben genesteld. De gehele boombunker is omgeven door trappen en vormt een visueel geheel met het plein. Banken en fonteintjes onder de kruinen vervolledigen het ‘opbouwparkje’ tot een aangename verpozingsplek terwijl honderden werknemers van bovenaf uitzicht hebben op een kleine groene oase.
Een brug van 800 meter lang en tot 34 meter breed in een stadscentrum herdefiniëren? Dat is wat Izegem deed door van de Centrumbrug een brugpark te maken. Dringende renovatiewerken in 2023 waren aanleiding om de brug over het kanaal Roeselare – Leie een nieuwe invulling te geven op maat van het stadscentrum. Het stadsbestuur en studiebureau Arcadis bedachten een concept waarbij de opper vlakte voor gemotoriseerd verkeer is gehalveerd. Vrachtwagens werden geweerd en de opritten heraangelegd. Van de vier rijvakken kregen er twee een hybride inrichting als oversteek voor fietsers en voetgangers in combinatie met zit- en ontmoetingsruimte in een groene omgeving.
Het halveren van de rijbaan schiep mogelijkheden voor een omvangrijke ontharding van het grondlichaam van de brug, waar extensief beheerde bermen met bomen in volle grond in de plaats kwamen. Op het brugdek loopt de beplanting door in 96 cortenstaal plantenbakken met gevarieerde hoogte. Sommige zijn voorzien van een zitbank met uitzicht over het water. De binnenin geïsoleerde bakken zijn minder vorstgevoelig en een waterretentiesysteem – een valse grondwatertafel met peilmeter – maakt het mogelijk om droogteperioden te overbruggen. Onderaan bevindt zich een fijner substraat zodat het water via capillaire werking de wortels van de vaste planten in de bovenlaag kan bereiken. De grootste bakken hebben een doorwortelbaar volume van 2.5m³ met kluitverankering. Ze zijn beplant met droogtetolerante soorten zoals meerstammige veldesdoorn (Acer campestre), judasboom (Cercis siliquastrum) en inheemse sering.
Een tweejarig proefproject op een andere locatie ging hieraan vooraf. Via de plantencorridor op het brugdek vinden insecten hun weg over het kanaal. Het regionaal landschap West-Vlaamse Hart zorgt voor monitoring van de soortendiversiteit op het brugpark. Ook onder de brug ging aandacht naar extra vergroening. Klimop gedijt in schaduwrijke omstandigheden en een haag van veldesdoorn – bestand tegen strooizout – loopt onder het brugdek door en krijgt watertoevoer via afgekoppelde regenpijpen. De Izegemnaren weten de omvorming brug naar brugpark alvast te waarderen.
De meest opzienbarende ‘onmogelijke vergroening’ van de afgelopen jaren ligt wellicht in Sint-Niklaas. Om de vijftigste verjaardag van het spoorwegviaduct in het stadscentrum te vieren, bedachten buurtbewoners en stadsbestuur een verfraaiingsproject met vergroening en kunst. Op de verdichte en verharde ruimte onder de zware betonnen constructie valt echter geen neerslag en weinig zonlicht. In overleg met Infrabel, de Vlaamse overheid en het stadsbestuur ontwikkelden curator Kris Drieghe en studiebureau Stramien cv samen met beeldend kunstenaars Elise Eeraerts en Roberto Aparicio Ronda een concept voor de site. Groenaannemer GR&OM zorgde voor de uitvoering.
Om plantengroei mogelijk te maken, werd een proefzone ingericht op ongeveer een vijfde van de projectzone. De verdichte en verharde bodem werd grotendeels afgegraven en het maaiveld werd verlaagd en aangevuld met teelaarde om betere doorworteling mogelijk te maken en om evaporatie te verminderen. De hemelwaterafvoer van het viaduct werden afgekoppeld zodat het regenwater niet langer verloren gaat, maar via een gravitair systeem naar wadi’s onder de brug geleid wordt. Overloopzones en infiltratiezones langs de voet van de pijlers vormen schakels in dit netwerk. Op het terrein zorgen glooiingen voor variatie in microklimaten. Bij de plantenselectie is gekozen voor vaste planten, struiken en klimplanten die droogte en schaduw verdragen. Er is bewust ruimte gelaten voor spontane ontwikkeling via natuurlijke processen. Na een succesvolle evaluatie van de proefzone was de rest van de site aan de beurt.
Bij de realisatie is intensief samengewerkt met de buurt: scholen, inwoners, het tuinbouw - onderwijs. Zij namen deel in workshops beplantin g en vormgeving, maar hielpen ook in de praktische aanleg. Na een tweetal jaren is een gevarieerde vegetatie ontstaan en werden kikkers en libellen waargenomen. Extensief onderhoud (vier keer per jaar) is voorzien voor de eerste jaren, om bij te sturen waar nodig.
Grootschalige constructies zoals ondergrondse parkeergarages en viaducten zijn gebouwd om meerdere decennia te functioneren. Vandaag worstelen veel steden en gemeenten met de infra structuurerfenis uit een periode waarin de noodzaak van groen in de woonomgeving niet altijd een prioriteit was. De in dit artikel besproken voorbeelden bieden een meer dan geslaagd antwoord op de vergroening van zulke bestaande situaties waar geen uitzicht is op snelle transformatie.
Groenvoorziening toevoegen aan een locatie die gehypothekeerd wordt door een eerdere inrichting kan weliswaar de beeld- en belevingskwaliteit en zelfs de biodiversiteit fors verhogen maar blijft een tweedekansoplossing. De projecten tonen aan dat het wel degelijk haalbaar is om ‘onmogelijke’ locaties substantieel te vergroenen. Maar in elk ontwerp dat vandaag wordt gemaakt voor nieuwe infrastructuren en publieke ruimten, moet de groennoodzaak voor de omgeving het uitgangspunt zijn. Zo hoeven in de toekomst geen gemiste kansen te worden rechtgezet door ontharding, boombunkers en plantenbakken.
Tekst: Jan Vilain